Maandag 14 april t/m maandag 28 april - Reisverslag uit Memphis, Verenigde Staten van Joost Binnerts - WaarBenJij.nu Maandag 14 april t/m maandag 28 april - Reisverslag uit Memphis, Verenigde Staten van Joost Binnerts - WaarBenJij.nu

Maandag 14 april t/m maandag 28 april

Blijf op de hoogte en volg Joost

29 April 2014 | Verenigde Staten, Memphis

Maandag 14 april. In verband met een totaal gebrek aan discipline verlieten we Carson City pas tegen tienen, in de wetenschap dat de meest optimistische tijdsramingen 12 uur of straight driving naar Grand Junction, Colorado, gaven. Daar hadden we niet zo’n zin in, want al rijdende is het lastig lunch halen of chauffeur wisselen. Dus reden we standaard 10 mijl te hard. Chillen met een Highway Patrol Officer stond toch op onze to-do-list in Amerika. De route voerde door de hele lengte van Nevada en Utah, eindigend vlak over de grens van Colorado.
Nevada bood, na het groene beboste California, dan eindelijk die verlaten weg door de woestijn die in ieders hoofd gekoppeld zit aan het woord ‘roadtrip’. De route kenmerkte zich door een herhaling van een dorpsdecor voor een Western aan de voet van een bergketen, gevolgd door een beklimming van deze heuvels, waarna 100 kilometer woestenij en vervolgens weer een schilderachtig gehucht aan de voet van een bergketen. Rinse and repeat.
Het moment dat we Utah binnen reden veranderde dit gelijk in een canyonachtig landschap, dit naarmate de rit vorderde steeds spectaculairder werd. Ten tijde van de zonsondergang en vooral de maansopkomst waren we nog maar 120 mijl verwijderd van Grand Junction en reden we werkelijk door Marslandschap. Vlak de grens van Colorado over kwamen we dan eindelijk in Grand Junction, waar geen doekjes om dingen werden gewikkeld maar gelijk getukt.

Dinsdag 15 april. Vandaag de laatste paar uurtjes naar Denver. Verder zo weinig gebeurd dat ik de rest van Marvyns blog over neem.
“Over vandaag kunnen we kort zijn. We hebben na te hebben uitgeslapen ontbeten bij de Taco Bell (best gezond), voor de lunch hadden we die enorme appels die we eerder gekocht hadden en ‘s avonds hebben we huge-ass pizza laten bezorgen in het hotel. De rit naar Denver duurde een uur of drie en leidde door besneeuwde bergpassen tot 3,5 kilometer hoogte. Eenmaal in het hotel hebben we de rest van de dag gelezen, geschreven, getypt en de nieuwe aflevering van Game of Thrones op de HD-tv gekeken, want er is hier wederom HBO. Overigens konden we de pizza alleen betalen omdat Joost een coupon had voor 20% korting, waardoor we net genoeg hadden aan onze contanten.”
Daaraan kan ik hooguit toevoegen dat ik de hele avond buikpijn heb gehad van het te snel eten van 2/3e van die pizza, die als een putdeksel in m’n maag lag en dat één volledige muur van onze hotelkamer verdacht veel lijkt op een one-way mirror. Wij weten ook niet helemaal wat we met deze verdenking moeten.

Woensdag 16 april. Legendarisch lekker geslapen, de resterende 1/3e pizza koud naar binnen gewerkt: klaar dus voor day 1 in Denver. Dat bleek rustig een half uur terugrijden te zijn (dit is niet voor niets de goedkoopste tent ‘in’ Denver), waarna we de auto voor 6 dollar de hele dag kwijt konden. Marvyn was z’n halve hebben en houwen in Grand Junction vergeten, dus een Walgreens moest gezocht worden. Op de plek waar die volgens Marv had moeten zitten, vonden we een Breast Care Clinic. Marvyn, die onschuld pleitte, tussen m’n wimpers door in de gaten houdend, kon ik op m’n mobiel gelukkig een echt bestaande Walgreens in het centrum vinden. In ieder geval had onze detour ons goed inzicht in de meest gebruikte bouwstijl van Denver gegeven: alles baksteen. Dat gaf de stad een veel Europeser gevoel dan eerder doorkruiste steden.
In de main street van Denver kon Marvyn z’n halve to-do-list afstrepen door nagelknippers en Old Spice shampoo (voor de auto) in de Walgreens, oortjes in de Radioshack, en een Denver-vingerhoedje als extreem cliché souvenir te vinden. Om dat te vieren liepen we een brouwerij binnen voor bier, behalve dat ik m’n paspoort weer eens niet bij me had, dus voor bier en koffie. Daar hebben we ons respectievelijk lam en hyperactief gedronken, onderwijl genietend van MMA fighting, sirloins en hamburgers.
Terug mocht ik bobben. Eerste keer in een echte stad met Old Spice, dus dat was even spannend maar, getuige deze blogpost, succesvol.

Donderdag 17 april. Aan de ochtendklok van 11.30 te zien zijn we volledig van de jetlag hersteld. Aangezien we nu blijkbaar niet meer aan ontbijt doen, besluiten we de lunch en het avondeten dan maar groots te maken en rijden een roteind om voor een bakker die goed aangeschreven staat. Dat blijkt een fantastische keuze en dus een prima start van de (mid)dag. In de stad zelf halen we een USB-kabel voor Marvs camera (anders heb ik geen foto’s van de vakantie) en we bewegen ons voor wat cultureel verzet richting het Denver Art Museum, een complex van twee bizar vormgegeven gebouwen. Een expositie over de kunst achter posters in verschillende contexten bijgewoond, Japanse lakkunst bewondert en wat klassieke Europese meesters aanschouwt.
De dag sloten we af bij The Brother’s Bar, waar ik voor de vorm wederom m’n paspoort vergeten bleek. Het is inmiddels anderhalve week sinds m’n laatste druppel in SF en ik ben er totaal niet rouwig om eigenlijk. Iets wat er bij Marvyn niet in gaat.
’s Avonds laat in het hotel mezelf voor The Godfather gezet en drie uur lang niet van m’n plek geweest. Wat een topfilm, zeg. Ik ben blij dat ik mezelf eindelijk aan het opvoeden ben met de klassiekers van de filmwereld. Oh man, die openingsscene. En dan die scene in het restaurant. Of op Sicilië. Wauw.

Vrijdag 18 april. Vlak voor het eind van de ochtend boeken we tickets voor een baseball game die avond: the Colorado Rockies (Denver) tegen de Philadelphia Phillies. Nu weten we er natuurlijk beschamend weinig vanaf, maar we denken dat de Phillies heel goed zijn, want van hen hebben we gehoord. Maar goed, wie weet bieden de Rockies wel leuk weerstand.
Het weer staat er in ieder geval naar en doet vrezen voor een ontslaggolf bij het lokale weerstation, dat al dagen voorspelt dat de hel los zal barsten, overal waar we gaan. Maar daar staan we dan, in Denver, 1500 meter hoogte, 28 graden, volle zon. We besluiten dat we geen zin hebben in dat laffe evenementenbier dat ze in de stadions schenken, zeker in een stad die zo bekend is om z’n microbrouwerijen als Denver. In plaats daarvan doen we een kleine microbrewerijcrawl voordat we naar de wedstrijd gaan, want ik heb m’n paspoort mee en dat moet gevierd worden.
Na drie bier voor mij en 7 bier voor Marv (God, wat ben ik een laffe borrelaar) in twee brouwerijen bewegen we ons slalommend naar het stadion. Halverwege het rechter verreveld vinden we onze stoelen, 17 rijen van het veld af. Heerlijk zachte avond voor een wedstrijd.
We letten goed op, zien veel shirts van Gonzalez en Tulowitzki en kunnen dus wel raden wie de grote helden zijn. En inderdaad is het vooral Tulowitzki die verantwoordelijk is voor m’n eerste live homerun, waarmee hij drie honken leegt en zelf dus dubbele punten scoort in de tweede inning om de Phillies op een stevige achterstand te zetten. Deze zijn zo letterlijk uit het veld geslagen dat de uiteindelijke monsterscore 12-1 voor de Rockies bedraagt (gratis taco’s tussen 4-6 PM morgen van hoofdsponsor Taco Bell!). Wij hebben genoten.

Zaterdag 19 april. De eerste dag dat het oprecht slecht weer dreigt te worden, maar er moet toch ontbeten worden dus trekken we de stad in, waar we een pie store vinden. Hier gaan we genadeloos ons boekje te buiten op een totaal van 5 taarten (breakfast burrito pie, chicken pot pie en strawberry rhubarb pie als ontbijtdessert). Terwijl het voorzichtig begint te regenen, rijden wij onze dikke lijven weer terug naar het hotel. Filmdagje van maken dan maar totdat Joris vanavond aankomt. Ik geniet uitgebreid van Zombieland (Bill Murray!) en Million Dollar Baby (Clint Eastwood!).
’s Avonds komt Joris dan aan op het vliegveld in Denver, waar ons hotel 5 minuten vandaan ligt. We pikken ‘m dus maar op met OS om die ook gelijk even te showcasen. Joris’ eerste contact met Amerikaanse cuisine is in de Moonlight Diner, een soortgelijke diner zoals ook wij in San Francisco Amerikaans ontgroend zijn. Uiteraard met burgers.

Zondag 20 april. We laten Denver al vroeg achter ons om gedrieën de weg naar Nebraska te volgen. De eerstvolgende grote stad die we willen bereiken is Kansas City, waarvoor we helemaal niet door Nebraska hoeven, maar Wild Wes had ons in SF aangeraden toch de verlaten snelweg die parallel loopt aan de grote snelweg te nemen en zo Nebraska te doorkruisen. Gewoon voor het small-town Americana gevoel. Ons vertrouwen in Wes is groot en werd uitbetaald.
Gehucht na gehucht passeerde het filmdoek dat onze stoffige autoramen was. Af en toe een saloon, een kerkhof dat suggereerde dat het hele dorp meermaals volledig was uitgeroeid, en een klassieke diner waar uiteraard geluncht werd en genoten van de overige klandizie. Intussen blijf ik me op dat soort plekken enorm afvragen hoe het is om daar op te groeien, 300 kilometer verwijderd van de eerste echte stad.
Dit ging door tot we tegen vijven besloten genoeg te hebben gereden in Kearney, somewhere between nobody and goodbye (copyright Morgan Freeman in Million Dollar Baby). Daar een tent gevonden met een gratis saladebuffet en daar echt Russisch op gegaan voordat we het een dag noemden. Deze weken met z’n drieën is onze strategie om een kamer met twee queensize bedden (bespaar me de grappen) te boeken en een extra bed te vragen. Als dit lukt, kaarten we om wie er in dat bed moet. Als dat niet lukt, kaarten we om wie er bij elkaar in bed moeten. Joris viel gelukkig al in slaap van de jetlag in de vensterbank, waar hij de hele nacht heeft gelegen. Prima.

Maandag 21 april. Vandaag werd er weer doorgereden naar Kansas City, op weg naar het groene, warme Zuiden. Lunchpauze in een aardig parkje in Lincoln gehouden, maar verder eigenlijk geen zak gebeurd, dus wilde ik graag een paar fraaie radiofragmenten delen die we de afgelopen tijd hoorden:
Het nummer “Gon’ get my Redneck on”.
“You’re listening to Radio KCC and listen to it online on your tablet or computer. Wow, stalk much?”
Het nummer “My eyes are the only thing I don’t wanna take off of you”
Überhaupt het feit dat reclames hier anderhalve minuut duren gemiddeld, waarvan de meeste zinnen amateuristisch gezongen worden en de afronding door de wereldrecordhouder snelpraten wordt verricht, die de voorwaarden uitlegt.
In ieder geval sliepen we een eindje buiten de stad. Op aanraden van alles wat we ooit over Kansas gelezen of gehoord hadden, gingen we naar het blijkbaar wereldberoemde grillrestaurant Arthur Bryant’s. Zelfs president Jimmy Carter had deze tent bezocht, dus de verwachtingen waren hooggespannen. Bij binnenkomst kon de anticlimax niet groter zijn. Goedkope inrichting en weinig zorgen om hygiëne alom. Bij het bestellen kregen we echter een goede blik in de keuken, waar overal stapels vlees lagen, klaar om per kilo op een bord geschept te worden voor een klant.
We namen alle drie uitdagende porties ribs, beef en pulled pork (Joris kreeg z’n bord bedekt met een dikke laag friet dat van alle kanten eraf viel). Het eten in combinatie met de huisgemaakte saus was wel echt van topkwaliteit, dus onze uiteindelijke mening is dat je inderdaad beter je kwaliteiten kunt aanscherpen dan je zwaktes verbeteren. Want deze gasten wisten hun weg wel met vlees.
Het hotel had maar één reservebed en dat was uitgeleend, Joris won het kaartspel en dus namen Marv en ik de eerste gezamenlijke wacht. Dat was misschien maar beter ook, want Joris had zich zo tonnetjerond gegeten dat ie al in slaap was gevallen voor ie daadwerkelijk gewonnen had en was nauwelijks nog te wekken.

Dinsdag 22 april. We hadden in ons overvolle schema maar één volle dag voor Kansas City, dus die moesten we ten volle benutten. Helaas was de start bijzonder traag en hadden we pas rond het middaguur een parkeerplaats veroverd. Onze stadverkentechniek is ‘bereid je niet voor, want dat kost moeite’. Interessant genoeg pakt dit meestal verrassend goed voor ons uit. Zo ook nu.
Na een kwartiertje de binnenstad met al haar wolkenkrabbers en statige stadions en kantoren te hebben bewonderd, liepen we de Arts District binnen voor een broodje. De eerste de beste tent die we vervolgens binnenliepen bleek aangesloten te zijn op een mini festivalterrein dat zich op de binnenplaats van de wijk bevond. Er was op dat moment niks gaande, maar het terras was groot, druk en zonovergoten. Vele biertjes later wandelden we verder, langs het treinstation, want ja, je hebt Joris mee of niet. Marv en ik gingen intussen siësta vieren in een naburig parkje. Toen iedereen de oogleden voldoende had laten rusten, trokken we naar een zuidelijker wijk met de bus. Bij het uitstappen hadden we in een andere stad kunnen zijn. Waar de rest van Kansas City tot dan toe behoorlijk rustig en zakelijk was voor z’n omvang, was de Country Club District een wijk vol Arabische architectuur, winkelstraatjes en dure hotels langs het water. Bij de Starbucks haalden we een smoothie, om een tijdje op het terras deze nieuwe soort Kansassers te bekijken.
Het avondeten werd genuttigd in The Cheesecake Factory (bekend als Penny’s werkgever in de Big Bang Theory), waar we normaal gesproken niet dood gevonden zouden willen worden, maar wat hier een mooi, zij het nogal kitsch, restaurant had. Erg goed gegeten, best prima cheesecake ook en toen op hotel aan.

Woensdag 23 april. We moeten Kansas City dus helaas al verlaten en na veel debat is besloten dat Eureka Springs onze tussenbestemming wordt op weg naar Nashville, Tennessee. De rit ernaartoe is niet bijzonder boeiend, op de tussenstop die we bij Walmart maakten na.
Het was iets wat er wel bij hoorde voor een volledige ervaring van Amerika, dus besloten we onze lunch daar te halen. Ik had begrepen dat Walmart het conventiecentrum van Amerika’s raarsten was, en dat ze er bovendien machinegeweren verkochten. Het eerste heb ik helaas niet kunnen bevestigen, de mensen waren niet gekker dan normaal hier. Het assortiment wel; I’m talking 8 kilo gehaktverpakkingen, 24 inch doorsnee pizza’s en de bizarste soorten snoep die we enkel kenden uit series. En inderdaad de beloofde geweren, in alle soorten, maten en kleuren, met scopes, red dot sights, you name it. Wat me eraan doet denken dat ik nog een gun range wil bezoeken. Daarover hopelijk later meer. We hadden ons helaas wat veel mee laten slepen door alle gekkigheid en moesten dus helaas buiten lunchen met Twinkies (sponscake met cremevulling), Twizzlers (snoep met echt de meest subtiele zweem van iets wat voor aardbei door moest), Jelly beans en Kool-Aid (nog kunstmatiger Capri-sonne).
Gesterkt door dit godenmaal voltooiden we de rest van onze rit, checkten in in ons spotgoedkope doch degelijke hotel, kregen een reservebed dat door Joris bemand zou worden en trokken Eureka Springs zelf in. Dit blijkt het eerste echt, echt, maar dan ook echt hyperpittoreske Amerikaanse dorpje van de rit te zijn. Gelegen in een vallei en opklimmend tegen één zijde doet het enorm denken aan een Zwitsers dorpje, ook gezien de voornamelijk houten bouwstijl. De winkels en barretjes zijn afwisselend heel authentiek en heel hip, er is een biertuin, er is live countrymuziek. Kortom, genieten. Dat doen we uitgebreid bij een Indiase tent, die behalve het feit dat het New Delhi heet niets Indiaas serveert, dus eten we weer eens hamburgers terwijl we genieten van locale bazen op hun instrumenten en plannen we de volgende dagen.

Donderdag 24 april. Die plannen moesten ingeluid worden met een legendarisch ontbijt, wat we vonden in het centrum van Eureka Springs, in een lunchroom annex meubelzaak annex slager geleid door een buitengewoon vriendelijk stel. Marv aan de steak gorgonzolapasta, Joris aan de burger (hij leert nog wel) en ik aan de grilled chicken sandwich met soep. Ik denk niet dat ik nog terug kan naar koud ontbijten. De lucht was intussen verdacht donker gekleurd, dus een hoop ideeën voor de verdere dagbesteding vielen af. We werden geadviseerd de grotten in de buurt te gaan bekijken en terug in het hotel boekten we een Wild Cave Tour in de nabije Cosmic Caverns. Dat kon met wat overredingskracht vandaag nog, met korting zelfs. Eerst moesten we een reguliere cave tour doen, die de eerste (eenvoudige) helft zou behelzen. Dit deel bestond uit twee vrij toegankelijke ‘bodemloze’ meren. Duikers waren afgedaald tot een meter of 50 voordat het te nauw werd, maar ze hadden wel zicht op diepere gangen. Enkele boten hadden tijdens de mijnperiode hun zeemansgraf in deze meren gevonden, waarvan één niet was weggezonken en nog zichtbaar was. Heel spookachtig. De stalactieten (de hangende punten), de stalagmieten (de uitstekende punten er recht onder) en vele bijzondere soortgenoten waren overal in de grot te vinden en prikkelden sterk de fantasie. Vooral die van onze gids, die overal draken, apen, Mary Poppins, schedels, noem maar op, in zag. Maar het was zeker een bijzonder gezicht en al behoorlijk avontuurlijk toen we ongeveer op onze knieën moesten om het tweede meer te bereiken.
Toen onze verkenningstocht voorbij was, kwamen we weer even aan de oppervlakte om Jason op te pikken als gids voor de Wild Tour. Enigszins claustrofobisch als ik dacht te zijn vroeg ik of het veel smaller ging worden dan de verkenningstocht. Jason lachte bevestigend. Fijn.
Jason speelde graag vanaf het begin op hardcore, dus de verlichting ging vanaf het begin van de grot al uit, dus vertrouwden we op onze zaklampen in de helmen en zijn losse zaklamp voor navigatie.
Binnen vijf minuten hadden we het punt waar de verkenningstocht was gestopt bereikt. Een hekje ging open en we klommen langs een richel boven het tweede bodemloze meer naar de overkant. Waar we nu naartoe zouden klimmen twee maanden eerder ontdekt toen met een staaf dynamiet het vermoeden werd bevestigd dat de grot verder doorliep, nog eens 150 meter en nog een bodemloos meer om precies te zijn.
Vrij voortvarend klommen we omhoog langs rotswanden, soms geholpen, soms uitgelachen door Jason. De geologie was in dit deel van de grot nog veel grootser en buitenaardser dan het verkenningsdeel; een effect dat versterkt werd door het solitaire gebrek van onze helmlichten. Toen Jason ons even kennis liet maken met ‘total darkness’ door alle lichten uit te doen, was dat heel bizar. Je ogen denken gewoon dat er ergens nog wel licht vandaan komt, dus aanvankelijk heb je helemaal niet door dat er gewoon geen fotonnetje in de ruimte is. Met wat handen voor je ogen zwaaien kom je er dan langzaam achter dat je echt blind bent. We mochten zo een eindje lopen, wat echt het engste ooit is, aangezien je brein zonder visuele informatie wild gaat speculeren over de duizend stalactieten waar je tegenop gaat botsen en weet je nog dat bodemloze meer daar ga je sowieso in vallen en zinken als de waardeloze zwemmer die je bent.
Tot dan toe was alles in ieder geval vrij ruim en veel kruipwerk hadden we nog niet hoeven doen, dus iedereen was blij. We naderden het einde van de grot en na een klein stukje wringen door een spleet stonden we in een holletje, waar Jason me vroeg eens naar boven te klimmen. Braaf voldeed ik aan z’n verzoek. Ik bevond me nu op een plateautje iets hoger, waar ik gebukt een schacht in keek die ongeveer een meter breed en laten we zeggen 40-50cm hoog was, genaamd Chris’ Crawl. Jason vroeg me om daar eens te gaan kijken. Dat dacht ik even niet. Ik lachte het weg, nog steeds hopend dat ie een grap maakte, maar nee. Het was het einde van de grot, maar diep in die schacht waren allerlei kleine pilaartjes gevormd door gefuseerde stalactieten en stalagmieten die blijkbaar heel mooi waren. Ik wist zeker dat ik als een gek zou gaan freaken daar, dus liet ik Jason, een stuk kleiner en even tenger, me passeren. Die kroop er voorzichtig in, wat ‘m niet eenvoudig leek af te gaan, maar wel lukte. Verderop in de schacht werd het iets hoger, beweerde hij, maar dat zag en geloofde ik dus niet.
Marvyn en Joris hadden een stuk minder problemen hiermee en glibberden al vlug achter Jason aan.
Toen volgde uiteraard een serie provocaties en toekomstperspectieven vol hoon en uiteraard zwichtte ik daarvoor. Dus ook ik werkte me naar binnen, centimeter voor centimeter, niet denkend aan het feit dat ik nergens heen kon dan naar voren. En daar lagen we dan, met z’n vieren in 2 bij 4 bij 1/2m, miniatuur rotsformatietjes te bewonderen. Na wat wrikken wist Jason zich langs te werken om foto’s van ons te maken terwijl wij ons ook uit de voeg persten, iets wat hij treffend onze wedergeboorte noemde. Officieel was dat het einde van de rit, maar Jason besloot vanwege de snelheid waarmee we erdoorheen waren gevlogen ons wat extra’s te laten zien.
De grot hield namelijk niet op bij Chris’ Crawl. Ietsje terug kon je een gangetje door tijgersluipgangen om bij een ongetemd stuk gang te komen dat uiteindelijk leidde tot het derde bodemloze meer. Dat was niet veel meer dan de gang die ineens ophield en enkele meter onder ons een meer werd, maar toch. Erin wilde je niet vallen. Dus klommen we met onze rug tegen de ene muur en onze voeten tegen de anderen schuifelend naar de andere kant, waaruit wel bleek waarom dit geen standaard deel van de toer was. Toen we allemaal op de halve meter aan de overkant stonden, klommen we één voor één een trappetje op die leidde naar een volgende gang. Daar konden we alleen nog een blik werpen op wat mogelijk met wat dynamiet zou uitlopen in een volgende gang. Weer terug hangend over het bodemloze meer dus, paar foto’s en toen waren we eindelijk weer in het daglicht. Daar zagen we ook pas hoe vol met klei we zaten, waarvan mooie foto’s zijn gemaakt. Ik had een set reservekleren mee, Marvyn ging in de auto op z’n jas zitten en Joris zat ijskoud in onderbroek op de achterbank. De rest van de avond werd om beurten matig succesvol gepoogd onder de douche nog iets van de kleding en de persoon schoon te krijgen.

Vrijdag 25 april. Eureka Springs lieten we helaas vandaag alweer achter ons, op weg naar Memphis. We hadden overwogen naar Memphis óf Nashville te gaan om een stad echt goed te kunnen verkennen en hadden uit fora die zich over deze vraag bogen het volgende opgemaakt:
Nashville pro’s: filmfestival, geboortestad van country, 2 aanbevelingen van ontmoete Amerikanen, dichter bij Chicago.
Cons: superduur i.v.m. een marathon dit weekend, country doet ons niet suuuuperveel, van de Lonely Planet beschrijving raakten we niet heel enthousiast.
Memphis pro’s: geboortestad van blues, jazz, soul en R&B, genres die ons een stuk meer doen, wereldberoemde Gus’ Fried Chicken, spotgoedkoop, Gibson gitarenfabriek.
Cons: we worden vermoord.

We besloten het een gelijkspel te noemen en toch naar beiden te gaan, startend in Memphis. 5 uur rijden later, slechts onderbroken door een Walmartbezoek, reden we de parkeerplaats van het hotel op, haalden we wat te eten. Daar waarschuwde de serveerster ons dat we goed moesten oppassen in deze buitenwijk, op de terugweg werden we bedreigd door een gast in een rolstoel; dat was misschien niet heel bedreigend, maar geeft wel iets aan. De rest van de avond hebben we dus maar huilend gekaart op de kamer. De hele avond lang reden politie-, brandweerwagens en ambulances langs het hotel.

Zaterdag 26 april. Wakker geworden met de geur van napalm. Tot de gepoetste tanden gewapend met goede looks reden we de stad in rond lunchtijd. Gus’ World Famous Fried Chicken kreeg van ons de kans z’n naam waar te maken. We dachten slim te zijn door er voor de lunch i.p.v. diner heen te gaan, maar dat betekende nog steeds 10 minuten wachten op een tafel. Het interieur was van eenzelfde niveau als Arthur Bryant’s en wederom was dat prima. Het was alleen maar gênant geweest als de tent poepchique was geweest en het enige item op de menukaart diepgefrituurde kip was geweest. Die was overigens overheerlijk, het moet gezegd.
Volgende item op onze to-do-list was een tour door de Gibsonfabriek. Die werd geleid door een buitengewoon saaie vent, maar het was zeker intrigerend om te zijn hoe een gitaar (bijna volledig met de hand!) in elkaar wordt gezet, met maar 4% van de productie die de kwaliteitscheck niet haalt. Ik heb me met moeite ingehouden en niet de rest van m’n reisbudget uitgegeven aan een derde electrische gitaar. Het bleef bij twee plectrums. Aan de overkant van de fabriek was het Memphis Rock & Soul Museum, die we ook met een bezoekje vereerden. Enorm interessante tentoonstelling over het ontstaan van de verschillende muziekstromingen en hoe dat hielp de segregatie te overbruggen, met veel testimonials van alle helden van toen (waaronder B.B. King).
De rest van de avond door Memphis gewandeld, waarvan hier de highlights:
BEALE STREET: De beroemde straat waar iedere beroemde muzikant in Memphis (including Elvis Presley en Johnny Cash) had gespeeld en werd gespeeld. Interessant genoeg was er ook een springbreakfeestje op straat aan de gang, wat er buitengewoon bekakt, ‘frat’-achtig en treurig uit zag.
HOT WINGS FESTIVAL: Een festival geheel draaiend rond pittige kippenvleugels, jawel. Helaas was het net aan het opdoeken toen wij erdoorheen liepen.
MAIN STREET: Heel levendige winkelstraat, met veel terrasjes en een trammetje over de gehele lengte.
Kortom, wij weten niet waar al die digitale haat richting Memphis voor nodig was, want wij hebben ons er uitstekend vermaakt en kunnen het iedereen aanraden. Morgen vertrekken we naar Nashville om een faire vergelijking te maken.

Zondag 28 april. Levend en wel de stad dus verlaten voor Nashville, wat we na een behoorlijk oninteressante rit bereikten. We checkten in in ons hostel, midden in het centrum, deden een wasje, dat soort dingen. Het slechte weer had ons namelijk eindelijk bereikt en ’t kwam met bakken uit de lucht. Het tornadoseizoen was een paar dagen eerder begonnen, moet je weten en alle staten waar we de afgelopen anderhalve week waren geweest, waren al getroffen. Op dat moment kreeg Little Rock in Arkansas er ongenadig van langs en de regen die hier nu viel was een voorbode van een heel stormfront over de breedte van het land. De stad konden we niet fatsoenlijk in, dus zochten we maar de dichtstbijzijnde brouwerij om het op een drinken te zetten. ’s Avonds zetten we dat voort in het Hard Rock Café, waar niemand eigenlijk ooit geweest was maar waar we allemaal een mening over hadden. Tijd dus om die ergens op te baseren. Conclusie: Prima eten, prima bier, vette inrichting en hilarisch personeel. Deed Marvyn en mij enorm denken aan onze tijd bij Pasta di Mamma.
Uiteindelijk nog in een Honky Tonk geëindigd (countrybar) en daar genoten van de muziek en het publiek.

Maandag 28 april. De hele nacht stormde het zo heftig dat de hostelkamer de locatie van een fotoshoot leek. Ook ’s morgens kwam het nog met bakken uit de lucht en lazen we dat aan het eind van de dag Nashville waarschijnlijk ook geraakt zou worden door een tornado. Daar hadden we niet zo’n zin in, dus laadden we Old Spice in en besloten we alvast naar Chicago in het hoge droge noorden te gaan. Grote stad, dus daar blijven we een tijdje. De rit ernaartoe duurde een uur of acht. Marvyn moest Old Spice door het stormachtigste gedeelte loodsen en moest op de noodrem trappen toen verderop iedereen om redenen die nooit opgehelderd zullen worden op de rem trapte. We weten nu in ieder geval dat OS een antiblokkeersysteem heeft, waardoor we niet ondersteboven in de berm lagen. De rest van de tocht was uneventful en zelfs vol opklaringen. Louisville en Indianopolis werden doorkruist, maar niet aangedaan.
In Chicago bleek ons hotel voor de eerste drie dagen echt hartje centrum te liggen, dus moesten we OS naar de rand van de stad brengen om niet failliet te gaan op parkeerkosten. Daar laten we ‘m met pijn in het hart staan tot we weer vertrekken, ergens eind deze week. Marvyn is dan al vertrokken per bus naar Washington DC om z’n vliegtuig te halen, dus dan is het Joris et moi.
In het hotel lazen we dat het dodental door tornado’s naar 19 geklommen was en Louisville (waar we eerder die dag doorheen waren gereden) goed overhoop lag. Ik weet niet hoe we aan dit stormfront zijn ontkomen, maar het lijkt hier de komende dagen regenachtig, maar veilig te blijven. Weer een tropische storm overleefd, ik bouw die survivalskills goed op tijdens deze reis.

  • 29 April 2014 - 21:22

    Eva:

    Korte verhaaltjes zijn echt jouw ding

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Joost

Hier schrijf ik wel eens wat. Als ik op reis ben vooral. Sinds nu dan.

Actief sinds 19 Maart 2014
Verslag gelezen: 203
Totaal aantal bezoekers 4874

Voorgaande reizen:

09 Maart 2014 - 05 April 2014

Nieuw Zeeland. Beter dan Zeeland.

Landen bezocht: