Dinsdag 25 t/m maandag 31 maart - Reisverslag uit Whitianga, Nieuw Zeeland van Joost Binnerts - WaarBenJij.nu Dinsdag 25 t/m maandag 31 maart - Reisverslag uit Whitianga, Nieuw Zeeland van Joost Binnerts - WaarBenJij.nu

Dinsdag 25 t/m maandag 31 maart

Blijf op de hoogte en volg Joost

31 Maart 2014 | Nieuw Zeeland, Whitianga

Okay, ik ga het nog korter moeten maken vrees ik. De tijd blijft maar versnellen hier.
In ieder geval was het idee dat dinsdag begin van de middag Alex zou komen, we Myriam van haar couchsurfadres op één van de eilanden zouden oppikken en dan door zouden karren naar Nelson. Myriams bootje bleek echter helaas averij te hebben geleden vlak voor het eind van de heentocht, dus zat ze vast in het paradijs en moest ze wachten tot de watertaxi haar de volgende dag naar Picton zou brengen. Nog maar een dag in dit tophostel geboekt dus.
Toen Alex aankwam, hebben we er maar het beste van gemaakt (Picton is echt meer een tussenstation) en een minihike door de heuvels gemaakt, waarbij Alex liet doorschemeren in San Francisco en Chicago wel een slaapplek voor me te kunnen regelen met vrienden.
Eind van de dag stevige pasta bolo gekookt en de rest van de avond gitaar gespeeld en gepraat met de andere mensen van het hostel.

Woensdag duurde het eindeloos voor Myriam eindelijk aan was gekomen in Picton, dat vond ik de hostelbaas die ons steeds nijdiger aankeek terwijl wij steeds verder wegzakten in de bank. Uiteindelijk reden we rond drieën weg en reden we, uiteraard met de nodige Myriam-tussenstops bij Pelorus Bridge (een redelijk mooie brug), Totara Valley (een redelijk mooie boom) en Tennyson Inlet (een bijzonder mooie baai in de Marlborough Sounds) rechtstreeks naar Nelson. De charme van Nelson heeft zich niet aan mij geopenbaard. Ik werd volkomen de weg afgetoeterd toen ik per ongeluk op de rechterweghelft reed (5e keer pas deze reis!), de architectuur achter de kerktoren doet vermoeden dat iedere betrokkene bij de bouw ervan blind moet zijn geweest en Shannon de kassamedewerker deed ook nog eens kut tegen ons toen we een flesje wijn wilden halen met ons identiteitsbewijs en rijbewijs i.p.v. ons paspoort. Snel maar gaan slapen om de volgende ochtend vroeg te vertrekken.

Zo gezegd, zo gedaan. Op weg naar de Abel Tasman National Park, een enorme kustwandeling van maximaal 5 dagen. Wij hoopten er één dag te wandelen, te overnachten en de volgende dag terug te kayaken of andersom. Dat leek ons mooi. Wie het minder mooi leek, was de kayakverhuurder. Het lukte ons niet haar om te praten, dus zijn we maar in het wilde weg het park ingelopen om er de hele dag langs de stranden te struinen. Eindeloos mooie stranden met uiterst beklimbare bomen en heuvels. Tegen het eind van de middag waren we weer bij de auto aangekomen en op weg naar Takaka, laatste punt van beschaving in het noorden van het zuiden. We kwamen terecht in een hostel dat meer aanvoelde als het huis van de grootouders van een vriend. We kookten in hun keuken, aten het op hun veranda en sliepen in een stacaravan in de achtertuin. Lekker huiselijk.

De volgende dag bevatte weer vele kleine excursies van hot naar her: koffie werd gedronken op het omgebouwde schip van Jacques Cousteaux, dat onherkenbaar als dusdanig lag te wezen in een willekeurig haventje. Volkomen omgetoverd tot een hippie-hangout, maar we kregen het aanschafformulier te zien, dus het zal wel zo zijn. Totaranui was een strand dat fantastisch was, maar na alle stranden de dag ervoor relatief gezien gewoon niet opviel (een tragisch fenomeen dat voor wel meer dingen in Nieuw Zeeland geldt) en daardoor hoogstens gekenmerkt werd door de ontdekking van het spel Wie-ben-ik tijdens het wandelen. Vervolgens trokken we naar het noorden van Takaka op weg naar Collingwood (het laatste gehucht voor het noorden van het zuiden). Waikoropupu Springs (in de volksmond Pupu Springs) was verantwoordelijk voor het helderste water dat ik ooit heb gezien, maar toch een deceptie omdat Myriam in haar beschrijving ervan had gezworen dat er watervallen zouden zijn. De teleurstelling werd alleen maar groter toen het enige hostel in Collingwood 8-bed dorm bedden bleek te verkopen voor 31 dollar per nacht en geen zin had in onderhandelingen (“I’m looking at my travel mates… Hmm, I think we agree it’s a little pricey. Couldn’t you…” “Alright then, see ya!”). Met hangende pootjes terug naar grootouders’ huis, waar we liefdevol werden opgevangen, de huidige bewoner van de caravan verjaagd en wij weer geïnstalleerd. Die avond was ‘Pot luck’, wat inhoudt dat iedereen kookt en samen eet. Enorm gezellige sfeer daardoor, versterkt door het gitaarspel van Alex en de hostelbaas. De avond bereikte z’n absolute hoogtepunt toen er een nummer in C werd gespeeld, de hond van de hostelbaas aan kwam wandelen, tussen de gitaristen in ging zitten, z’n kop hief en een langgerekte C loeide, de rest van het nummer lang. Footage volgt.

Zaterdag staken we dan, vergezeld door twee Duitse meisjes die in het hostel werkten, door naar Farewell Spit en Whawairiki Beach. Farewell spit is een fluimvormig stuk land dat een eind uitsteekt in zee en een trekpleister is voor walvissen die willen stranden. Weinig van gezien helaas omdat de wandeling 4 uur bleek, dus vermaakten we ons op het strand met geïmproviseerd baseball.
Het winderige en afgelegen Whawairiki Beach was de thuishaven van een kolonie zeehonden met pups en geweldig gevormde zandduinen. Uiteraard boeide dat laatste ons niet bijster veel meer toen we het eerste hadden ontdekt. Eindeloos toegekeken hoe de pups met stukken zeewier speelden, stoeiden of loom op hun rug door het water peddelden, af en toe de koers corrigerend met een luie vinslag.
Na de Duitse dames weer afgezet te hebben bij het hostel, begon de lange zuidelijke tocht naar Westport. Onze aandachtsspanne was echter te kort, dus bevonden we ons al snel op een onverharde weg landinwaarts naar Harwoods Hole, een ‘sinkhole’ van 180m de diepte in. Het stond nauwelijks ergens aangegeven, maar was ons aangeraden door de oude hostelbaas, van wie we alles aannamen na de aangename dagen daar. Dus toen we na drie kwartier schudden in de auto aankwamen bij een bos waar stond aangegeven dat we nog drie kwartier moesten lopen, liepen we toch maar licht mokkend door. We waren praktisch de enigen in het bos, dat uitsluitend uit berken bestond en enorm mysterieus aanvoelde. Dat wat door moest gaan voor een bospad hield na een half uur ineens op, vlak voor een dicht woud aan menshoge stenen. Na een kwartier klauteren over deze keien, bevonden we ons ineens onderaan een driekwart cirkelvormige vallei. Recht voor ons hielden de stenen plotseling op en opende een reusachtig gat van 50 meter doorsnee zich tot de andere kant. Direct schoot m’n hartslag sneller de lucht in dan toen ik met m’n knieën op de rand van het skydivevliegtuig zat. Als ik een Maori 300 jaar terug was geweest, had ik zeker geweten dat dit de toegang naar de hel was, als Maori’s daarin geloven. Een steenworp deed er 7 seconden over om een echo te produceren. Tel dat even na. Eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig, vierentwintig, vijventwintig, zessentwintig, zevenentwintig. Getuige de ijzeren haken kwamen hier regelmatig abseilers, die ik sindsdien enorm bewonder. Op de terugweg bleek dat Harwoods Hole ook enorm populair was onder hippies (die sowieso graag vertoeven rond Takaka), getuige de vraag van een tegenligger ‘of het festival nog bezig was’. Wij zeiden dat er geen festival gaande was. ‘Oh, dus het is een kleine aangelegenheid’. Nee, het is gewoon een enorm groot, doodeng gat. ‘Okay, bedankt!’ en rustig verderlopen.
De rest van de dag tot 22.30 hard doorgereden om ons hostel in Westport te halen. Doodmoe en uitgehongerd aangekomen renden we snel de enige pub binnen die nog open was. Hier voor omgerekend 8 euro een steengegrillde steak, salade, friet en een biertje gekregen en nog één potje pool gespeeld onder het genot van Nieuw Zeelands MTV, dat blijkbaar 15 jaar achterloopt.
Bij thuiskomst stond de beruchte Kiwi-Experiencebus voor de deur geparkeerd. Het hele hostel puilde ineens uit van de dronken tieners en slaap heeft, ondanks verwoede pogingen, er dan ook niet echt meer in gezeten die avond.

Compleet gebroken zondag rustdag ingegaan, dus. Myriam leed er het meest onder als enige met een koffie abstinentiebeleid. Daar kwam de hele dag geen zinnig woord uit. Westport lieten we met 130km/h achter ons, op weg naar een betere toekomst in Greymouth.
Onderweg gestopt bij enkele bezienswaardigheden:
Cape Foulwind: een kaap waar Myriam ons naartoe reed voor we er erg in hadden. Werkelijk geen zak te doen.
Tauranga Beach: thuis van een andere zeehondenkolonie, die uitsluitend gadegeslagen konden worden middels een verrekijker vanaf een viewing platform en het niet haalden bij hun Whawairikese buren.
Pancake Rocks: een bizarre set rotsen die inderdaad als pannenkoeken op elkaar gestapeld leken, de tussenlagen weg geërodeerd door eeuwenlang gewelddadig water. Fraaie surge hole ook, waar de golven onder de kliffen verdwenen en diep eronder een luide dreun veroorzaakten.
In Greymouth aangekomen waren Alex en ik Myriams humeur redelijk zat, dus leende ik haar de auto uit zodat ze nog eens drie uur kon gaan rijden naar een gletsjer. Die zou ze namelijk nog niet genoeg zien straks bij Franz Josef. Alex en ik doken Monteith’s brouwerij binnen, hét biermerk van Nieuw Zeeland. Hier werd ik uitgebreid geschoold in het proces van bierbrouwen en vooral ook bier drinken. Die avond zalig geslapen in het Global Villagers Hostel. Absoluut tophostel, met goed uitgeruste keuken, leuke mensen, ruime kamers en gratis alles.
Aangezien onze eindpunten van de reis verschilden, had Alex een auto gehuurd in Greymouth voor de volgende dag. Zo kon hij z’n eigen tempo gaan, terwijl ik juist wilde versnellen naar Wanaka en Queenstown. Myriam zou aan Alex blijven kleven voorlopig, tot Alex’ goed verborgen irritatie.

Maandagochtend dus tijd voor afscheid. Zij zouden naar de Franz Josef Glacier reizen en ik zou met een blinddoek om doorrijden naar Wanaka, om überhaupt niet in de verleiding te komen te stoppen. Ik moet toch terugkomen voor van alles en nog wat, dus laat ik het liever compleet onaangeraakt tot die tijd. Dat waren ook gelijk m’n eerste uren alleen in de auto tijdens deze reis. Ik verveelde me al snel enorm, dus kwam het goed uit dat toen ik benzine ging halen en terugkwam er 4 lifters naast m’n auto me met puppy-ogen stonden aan te kijken. De twee gezelligsten hoefden helaas maar 20km te reizen, mij achterlatend met twee dodelijk saaie Zweedse meisjes. Gelukkig pikten we nog een Slowaak op, met wie het goed chillen was.
Op 60km van Wanaka dacht ik even een pauze in te lassen om wat brood te smeren. Na een minuut was het dan toch tijd voor de tot dan toe ontweken sandfly. Dit zijn fruitvliegachtige beestjes, waarmee de vergelijking tussen sandflies en en fruitvliegen gelijk ophoudt. Deze krengen hebben hun veganisme opgegeven voor mensenbloed. Binnen nog een minuut moest ik m’n broodsmeerpogingen opgeven toen de wespen zich ook meldden voor het feestje. Iedereen de auto weer in, die helaas inmiddels al was geclaimd door een heel nest van die rotbeesten. Ramen open en doorrijden was onze tactiek, wat mij dus weerloos liet voor hun steken. Van alle kanten werd ik geslagen in behulpzame pogingen van m’n lifters om me te beschermen. Ik ben bijzonder benieuwd naar het percentage verkeersongevallen ten gevolge van sandflies die de chauffeur van zich af probeert te slaan.
In ieder geval ben ik nu dus in Wanaka aangekomen. Schattig dorp aan de rand van een meer, omringd door gletsjers. M’n inmiddels wekelijkse update is weer compleet. Morgen ga ik denk ik die gletsjers van dichterbij bekijken en de dag erna canyonen (http://www.youtube.com/watch?v=Wypb1YMTP3s). Daarover dus later meer.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Joost

Hier schrijf ik wel eens wat. Als ik op reis ben vooral. Sinds nu dan.

Actief sinds 19 Maart 2014
Verslag gelezen: 484
Totaal aantal bezoekers 4870

Voorgaande reizen:

09 Maart 2014 - 05 April 2014

Nieuw Zeeland. Beter dan Zeeland.

Landen bezocht: